Dit verhaal is ook gepubliceerd in het MVO-rapportage 2023-2024, verschenen op 5 november 2024.
”Weiden is niet makkelijk”
Van kleinschaligheid naar kwaliteit
CONO-veehouders Peter Konijn en Lieneke Bark, geboren en getogen in de Beemster, bestieren hun gesloten melkveehouderij (geen aanvoer van melkvee) vanuit boerderij Arenberg (bouwjaar 1800) in de Beemsterpolder. Hun bedrijf scoort bovengemiddeld op de Caring Dairy-criteria voor diergezondheid. Peter en Lieneke hebben 125 Fries-Hollandse runderen, een dubbeldoelras, die wat minder melk geven en wat meer vlees op de botten hebben. Maar de samenstelling van die melk is wel van hoge kwaliteit. “Met het vet- en eiwitgehalte zitten wij gemiddeld iets meer dan drie cent per jaar boven de fabrieksprijs”, zegt Peter. “Het is zo gegroeid. We zijn klein begonnen, tijdens de melkquota. Dus toen moest je het aan de onderkant verdienen. Langzamerhand zijn we dat gaan uitbreiden. Nu gaan onze stieren naar het buitenland. Naar Ierland bijvoorbeeld, waar ze ook veel grasland hebben.”
180 tot 190 weidedagen
Het bedrijf is een ’totaal gesloten bedrijf’. “We gebruiken wel eens wat sperma van stieren van grasbedrijven, om te kijken of het nog beter kan, maar daar blijft het bij. En we hebben genoeg land om onze eigen mest af te zetten. “Maar het belangrijkste voor ons is dat de koeien het heel goed doen op een grasrantsoen.” Voor dat grasrantsoen moeten de dieren natuurlijk de wei in. Peter: “In het voorjaar gaan de melkkoeien eerst overdag naar buiten en zo gauw het kan ook ‘s nachts. Dat kunnen ze best hebben. En dan is buiten ook buiten”, is onze stelregel. “Ze gaan niet bij een dag slecht weer meteen weer naar binnen. We halen zeker 180 tot 190 weidedagen. Als de ‘r’ in de maand is, gaan ze al naar gelang het weer en de draagkracht van het land weer naar binnen. En ze weten ook: er ligt geen voer klaar binnen. Gisteren ging ik ze halen om een uur of vier, en toen lagen ze nog helemaal achterin.”
Weiden is niet makkelijk
“Wij vinden het ook plezierig als we zien dat die beesten blij zijn”, zegt Lieneke. Het graasgedrag ‘zit in het fokken’, maar de dieren moeten het weiden ook leren. Lieneke: “Als ze drieënhalve maand zijn, gaat het jongste spul al naar buiten. Ze blijven dan nog binnen de hekken, en er zitten geen koeien of pinken bij.” Grazen gaat vanzelf, want vers gras is gewoon lekker en ze krijgen verder niets als ze in de wei zijn. “Je moet het ook wel interessant voor ze houden”, zegt Lieneke, “dus laat je ze bijvoorbeeld overdag op perceel A grazen, en ‘s nachts op perceel B. Wij weiden onze koeien, veel anderen laten ze buiten lopen.” “Weiden is niet makkelijk.” Peter zegt het een paar keer tijdens het gesprek. Maar je hoort aan alles: Lieneke en hij doen niets liever. “Het belangrijkste voor ons is dat onze koeien het heel goed doen op een grasrantsoen.”
Schapen met gouden hoefjes
Naast het melkvee houden Peter en Lieneke nog een recentelijk door blauwtong uitgedunde kudde van zo’n 140 schapen, die de 50 hectare eigen, oude grasland in het najaar en ‘s winters in conditie moeten houden. “Schapen hebben ‘gouden hoefjes’, zeggen ze wel, maar je land moet het wel toelaten. In februari gaan ze weer naar binnen en in het voorjaar is alles nieuw gras.”